Nederland maakte tussen 1945 en 1965 een ongekende transformatie door. In ruimtelijk, economisch en in sociaal maatschappelijk opzicht veranderde ons land ingrijpend. Na de Tweede Wereldoorlog was veel landelijk gebied, gebouwde omgeving en infrastructuur zwaar beschadigd geraakt, stonden onder water of lagen compleet in puin. Het herstel van de oorlogsschade en de wederopbouw begon al in de oorlog. Steden en dorpen herrezen uit het puin dankzij krachtige samenwerking en een sterke centrale sturing. In deze periode zijn veel innovatieve en ongekende ontwerpen gerealiseerd, zowel bij stedelijk herstel en uitbreiding als bij de herinrichting van het landelijk gebied en de aanleg van nieuw land. Wijkgedachte Na de oorlog was er grote woningnood in Nederland en de sociaaleconomische omstandigheden waren dramatisch. Steden werden gezien als te massaal en daardoor bedreigend voor een goede samenleving vanwege de slechte woon- en leefomstandigheden en het gebrek aan sociale cohesie binnen de wijken en alle mogelijke negatieve consequenties die daarmee konden samenhangen. Al voor de oorlog waren stedelijke gebieden verpauperd of in slechte staat en boden ze onvoldoende ruimte aan de bevolkingsgroei. De ‘wijkgedachte’, die in de jaren twintig al in Nederland bekend was als ordenend concept, werd na de oorlog nader uitgewerkt door de studiegroep Bos in het boek De stad der toekomst, de toekomst der stad (1946). Vanuit sociologisch oogpunt ging deze wijkbenadering uit van een maximale grootte van de wijk en het gezin kwam centraal te staan als hoeksteen van de samenleving. Wonen, werken, verkeer en recreatie werden nauwkeurig geordend en veelal van elkaar gescheiden. Elke wijk werd opgebouwd uit buurten, wooneenheden met eigen voorzieningen. In de buurten waren winkels voor de dagelijkse behoeften binnen bereik. Op wijkniveau waren er ook andere voorzieningen zoals scholen, kappers, banken, een bibliotheek, kledingwinkels en kerken aanwezig. Deze opbouw moest het gemeenschapsgevoel stimuleren en de chaotische groei van steden tegengaan. Het katholieke zuiden van Nederland kende een variant op dit type indeling en opbouw. Hier werden deze wijken ‘parochiewijken’ genoemd, waarbij de kerk letterlijk en figuurlijk centraal stond. De wijkgedachte is een belangrijk uitgangspunt geweest voor de ontwikkeling van de stedenbouw in de naoorlogse periode.
De Heuvel is grotendeels uitgevoerd tussen 1949 en 1955 en is een van de eerste wederopbouwgebieden van Nederland. Het gebied valt uiteen in twee stedenbouwkundig sterk verschillende delen. Het zuidwestelijke deel is door architect M.J. Granpré Molière opgezet als een opzichzelfstaand dorp. Beeldbepalend zijn de bakstenen rijtjeshuizen met pannen puntdaken, ontworpen door verschillende architecten. Het meer stedelijke deel in het noordoosten van de wijk is integraal ontworpen door architect F.P.J. Peutz en kenmerkt zich door stroken noord-zuid geplaatste portieketageflats. De verscheidenheid van de wijk komt voort uit de zoektocht naar nieuwe vormen van stedenbouw en architectuur: stedelijke strokenbouw versus dorpse rijtjeshuizen in een landschappelijke setting.

Bronnen:

Bronnen: Wikipedia 

junior.erfgoed.breda.nl

Maak jouw eigen website met JouwWeb